Betekenis: (iets op de reutel kopen) op afbetaling, ook wel aangeduid als ‘op de pof kopen’.
Tag: Nederlandsche Spreekwoorden Spreekwijzen Uitdrukkingen en Gezegden – F.A. Stoett (1923-1925)
boksharing
Betekenis: bokking; koud gerookte haring.
Varianten: bekkem; boeksharing; boestering; boestring; bokkem; bökkem; bokkom; bokshoren; brado; brander; buckinc; buckem; bucken; buckink; bukkem; bukkum; harde bokkes; kipper; spekbokking; strobokking.
koud gerookt | warm gerookt | met kop | zonder kop | |
bokking | 🐟 | 🐟 | ||
brado | 🐟 | 🐟 | ||
brander | 🐟 | 🐟 | ||
kipper | 🐟 | 🐟 | ||
spekbokking | 🐟 | 🐟 | ||
strobokking | 🐟 | 🐟 |
De Engelse kipper is juist een koud in plaats van warm gerookte haring. (Links en rechts is ook een dingetje in Engeland.)
Het woord bokking is afgeleid van de dierennaam bok vanwege de onaangename geur. De uitgang -ing wordt vaak bij visnamen gebruikt, denk aan haring, paling, spiering en wijting.
fep
Betekenis: zuup; boemel.
«Hij is stevig aan de fep» betekent dat hij flink aan het drinken is.
cabriolen
Betekenis: bokkensprongen.
gappen
Betekenis: stelen.
sikker
Betekenis: dronken.
Varianten: sik; sjikker.
sjikker
Betekenis: dronken.
Variant: straalmalazeressjikker.
In het Hebreeuws: šikkōr (dronken).
Zie ook: sikker.
watjekou
Betekenis: klap.
Varianten: ababbel; abbedudas; abberdoedas; abeldoedas; aberdoedas; appeldoedas; averdas; blaas-op; dobberopsojemiter; dof; dril; fleer; hababbel; habbedudas; haberdas; haberdoedas; harde slag; haverdas; haverdegortslag; heis; hengst; kaaksmeet; kanjer; kink; kinkert; kinnebakslag; klabedder; klabets; klets; lababbel; labberdoedas; lap; lawaai; lawabbes; lawibes; lebabber; lik; makke; matjekol; mep; muilpeer; okkie; oorveeg; opblazer; opbliksem; opchiffonnière, opsecretaire; opdobber; opdonder; opduvel; opflikker; opjakker; opkanjer; oplababbel; oplababber; oplatafel; oplawaai; oplawaaier; oplazer; oplelabber; opmepperd; opmiter; opnaaier; opneuker; oppetatter; oppeuter; opsalamander; opstopper; opzaniker; pats; peut; pomp; puim; saai; saberdas; tik; veeg; vive l’amour; vrijzetter; zeen.
Varianten: ’n watje kou; katjewou; lewatsjekou; watjekal; watjekau; watjeko; watjekouw; watjekow; watjikow; watsjekou.
Een goede watjekou wordt in het gezicht uitgedeeld.
Verbastering van het Engelse: what-you-call (wat mot je).
barrebiesjes
Betekenis: hel; dood; om zeep.
Varianten: barbiesjes; berbysjes; barrebiessies.
Naar de barrebiesjes helpen/ wensen/ gaan.